Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vuilmaken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bevlekken; bevuilen; bezoedelen; besmeuren);
malpurigi
(doen ontstaan; formeren; instellen; opleveren; opwekken; in het leven roepen)
🔗 Ik maakte geen vuur.
(uitvoeren; vervaardigen);
🔗 Hoe wordt een bronzen beeld gemaakt?
(doen; laten)
🔗 Dat maakte dat hij zich iets beter voelde.
(creëren; scheppen)
🔗 Ook de andere schilderijen die hier hangen, zijn niet in Londen gemaakt.
(herstellen; repareren; verstellen);
repair
;
(scheppen);
(aanmaak; vervaardiging; doen)
making
🔗 Heer Bommel was in zijn gemakkelijke stoel gaan zitten om rustig over het maken van een atoombom te kunnen nadenken.
(begaan; doen; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren)
🔗 Ten eerste moeten wij een keus maken.
(aanmaken)
🔗 Je moet voor mij een robot maken.
;
🔗 We moeten van de nood een deugd maken.
(rommel)
sweepings
(afval; rommel)
refuse
(smeerlapperij; smurrie; viezigheid; vuiligheid);
dirt
🔗 Als er maar geen vuil in de wond gekomen is!
(goor; onrein; vuns; vunzig)
filthy
;
soiled
;
unclean
🔗 Een klein tralievenster liet wat lucht door, maar het hok was ontzettend vuil en stonk afschuwelijk.
(rommel); ; ;
detritus
;
trash
(lelijk; smerig)
rotten
; ;
horrendous
;
horrid
;
lousy
; ;
trashy
;
no good
; ;
awful
;
🔗 Op mijn eerste zeereis—ik was toen nog maar een jongen van elf—was het in de Golf van Biskaje heel vuil weer.

DutchEnglish
vuilmaken dirty; make a muck of; make dirty; mess; soil
er geen woorden over vuilmaken waste no word over the affair
zich vuilmaken dirty oneself
zijn handen niet vuilmaken aan not going to mess one’s hands with
maken repair; fix; amount to; build; coin; coinage; compose; confect; confection; constitute; construct; create; do; draw; fabricate; form; get up; give; make; making; manufacture; take; mend; offer; pass off; produce; raise; realize; render; score; send; shape; tailor; turn; volunteer; drive
vuil smudgy; smutty; begrimed; bitchy; boarish; dingy; dirt; dirty; filth; filthily; filthy; foul; grime; griminess; grimy; grubby; messy; muck; mucky; muddy; mussy; nasty; ordure; piggish; rank; refuse; ribald; soil; sordid; squalid; squalor; unclean; scatological; frowzy; obscene; addled; soiled; dirtily