Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word schoonmaken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(reiniging; schoonmaak; schoonmaakbeurt; zuivering)
abstersion
🔗 Jullie gaan door met schoonmaken tot de generaal zegt dat het schoon is!
(doen ontstaan; formeren; instellen; opleveren; opwekken; in het leven roepen)
🔗 Ik maakte geen vuur.
(uitvoeren; vervaardigen);
🔗 Hoe wordt een bronzen beeld gemaakt?
(doen; laten)
🔗 Dat maakte dat hij zich iets beter voelde.
(creëren; scheppen)
🔗 Ook de andere schilderijen die hier hangen, zijn niet in Londen gemaakt.
(herstellen; repareren; verstellen);
repair
;
(scheppen);
(aanmaak; vervaardiging; doen)
making
🔗 Heer Bommel was in zijn gemakkelijke stoel gaan zitten om rustig over het maken van een atoombom te kunnen nadenken.
(begaan; doen; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren)
🔗 Ten eerste moeten wij een keus maken.
(aanmaken)
🔗 Je moet voor mij een robot maken.
;
🔗 We moeten van de nood een deugd maken.
(fraai; knap; mooi; net); ; ;
fair
🔗 Het was een schone voorjaarsdag.
(mooi; net; fraai);
🔗 Wanneer een land zo schoon bezongen wordt, moet het wel prachtig zijn.
🔗 En ik bad nog voor iets anders: een schoon huis.
(reiniging; schoonmaakbeurt; schoonmaken)
abstersion
schoonmaakbeurt
(reiniging; schoonmaak; schoonmaken)
abstersion

DutchEnglish
schoonmaken abstersion; clean; cleaning; clean out; clean‐out; decontaminate; draw; dress; gut; scour; top and tail
maken repair; fix; amount to; build; coin; coinage; compose; confect; confection; constitute; construct; create; do; draw; fabricate; form; get up; give; make; making; manufacture; take; mend; offer; pass off; produce; raise; realize; render; score; send; shape; tailor; turn; volunteer; drive
schoon although; beauteous; beautiful; beautifully; clean; cleanly; fair; fine; neat; pure; handsome; though
schoonmaak clean; clean‐up; cleaning; cleansing
schoonmaakbedrijf cleaners
schoonmaakbeurt clean; clean‐up; cleaning
schoonmaaktijd cleaning‐time
schoonmaker cleaner; cleanser