Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word klaarmaken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bereiden; toebereiden; in gereedheid brengen; gereedmaken)
🔗 Enigszins verontrust maakte Joost iets warms klaar en bracht het naar de eettafel, waar heer Bommel reeds met zijn gasten aan tafel zat.
(helder; duidelijk);
🔗 De frisse koude en de ongewoon klare atmosfeer wezen op de onmiddellijke nabijheid van veel ijs.
(af; gereed; paraat);
🔗 De maaltijd is klaar.
(doen ontstaan; formeren; instellen; opleveren; opwekken; in het leven roepen)
🔗 Ik maakte geen vuur.
(uitvoeren; vervaardigen);
🔗 Hoe wordt een bronzen beeld gemaakt?
(doen; laten)
🔗 Dat maakte dat hij zich iets beter voelde.
(creëren; scheppen)
🔗 Ook de andere schilderijen die hier hangen, zijn niet in Londen gemaakt.
(herstellen; repareren; verstellen);
repair
;
(scheppen);
(aanmaak; vervaardiging; doen)
making
🔗 Heer Bommel was in zijn gemakkelijke stoel gaan zitten om rustig over het maken van een atoombom te kunnen nadenken.
(begaan; doen; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren)
🔗 Ten eerste moeten wij een keus maken.
(aanmaken)
🔗 Je moet voor mij een robot maken.
;
🔗 We moeten van de nood een deugd maken.

DutchEnglish
klaarmaken coach; cook; dispense; do; dress; get ready; make ready; make up; preparation; prepare; ready
klaar at the ready; clear; clearly; complete; in readiness; limpid; poised; ready; serene; set; all set; evident; finished; out of the way
maken repair; fix; amount to; build; coin; coinage; compose; confect; confection; constitute; construct; create; do; draw; fabricate; form; get up; give; make; making; manufacture; take; mend; offer; pass off; produce; raise; realize; render; score; send; shape; tailor; turn; volunteer; drive