Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word inlopen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(binnen; op; te; van; aan) | ; ; | |
🔗 En zie, daar viel hij in een beerput. | ||
(aan; betreffende; met; naar; omtrent; op; over; van; voor) | ; ; ; ; ; | |
🔗 De jongens verschillen enigszins in lengte. | ||
(bij; gedurende; onder; met; op) | ; | |
🔗 In de afgelopen tien jaar hebben ongeveer tweeduizend arbeiders uit heel Europa aan de tunnel gewerkt. | ||
(stromen; vlieten; vloeien) | ||
🔗 Met zijn hand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd dat in zijn ogen liep. | ||
(benen) | ||
🔗 Elak vermande zich en liep het water in. | ||
(gaan; te voet gaan) | piediri | |
(stappen; treden) | paŝi | |
🔗 Hij en John liepen naar hun ouders, die in de menigte stonden te wachten. | ||
(tippelen; wandelen) | go for a walk ; stroll ; take the air |
Dutch | English |
---|---|
inlopen | ⇆ break in; ⇆ close; ⇆ gain; ⇆ run in |
achterstand inlopen | ⇆ make up arrears |
inlopen bij | ⇆ drop in on; ⇆ drop in upon |
inlopen op | ⇆ gain on |
schoenen inlopen | ⇆ break in shoes |
in | ⇆ aboard; ⇆ about; ⇆ at; ⇆ in; ⇆ inside; ⇆ into; ⇆ on; ⇆ within; ⇆ of; ⇆ for; ⇆ to; ⇆ up |
inloopzaak | ⇆ walk‐in shop; ⇆ walk‐in store |
lopen | ⇆ bear; ⇆ course; ⇆ gait; ⇆ go; ⇆ hoof it; ⇆ range; ⇆ tread; ⇆ walk; ⇆ run; ⇆ running; ⇆ travel; ⇆ trend; ⇆ walking; ⇆ water |