English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word to

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(for; in order to; a; on behalf of; in behalf of);
🔗 Bran al’Vere could do something to help Tam.
(toward; towards; for; at); ; ; ; ; ; ;
🔗 Lith followed him to the door.
(before; in front of; above; ahead of; ago)
(at; by; on; upon; over); ; ; ; ; ;
🔗 Keeping his word was important to Tam.
take to wife
(marry; wed; marry away)
;
(until; till; pending; unto); ; ;
🔗 Parts of the Bahamas received up to 35 inches (89 cm) of rain.
(as yet; so far; yet; thus far); ;
🔗 To put it mildly, clarity has hitherto not been Britain’s strongest point.
whereto
(whither; where; where … to)

EnglishDutch
to aan; bij; dicht; in; in vergelijking met; jegens; naar; naar … toe; om te; omtrent; onder; op; te; tegen; tegenover; tot; tot op; volgens; voor
from 10 to 15 10 à 15
take to wife tot vrouw nemen; trouwen
to and fro heen en weer
to time precies op tijd
true to life levensecht; natuurgetrouw
up to hoogstens; naar; tot; tot aan; tot op; tot voor; volgens
up to and including tot en met
hereto hieraan; hiertoe
hitherto tot dusver; tot dusverre; tot hiertoe; tot nog toe
thereto daarenboven; daartoe
whereto waarheen; waarnaartoe; waartoe