Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord groot

Engels/Nederlands
Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
;
(lang; rijzig)
🔗 De grote man glimlachte triest.
; ; ;
🔗 Deze dieren zijn heel wat groter dan reeën.
(volgroeid; volwassen)
(royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd)
spacious
; ;
groschen
🔗 En ik word de grootste magiër van het land.
; ;
🔗 Dat was zijn grote vergissing.
🔗 Een nest van zeearenden is ongeveer 2 bij 2 meter groot en weegt zo’n 900 kilo.
(ramen; schatten; waarderen)
(kweken; opleiden; opvoeden); ; ;
🔗 Het schijnt dat hij geboren is in de Afrikaanse jungle en grootgebracht door wilde mensapen.
(grossier)
wholesaler
(grootte);
grandeur
;
🔗 Om een grootheid te kunnen meten, moeten we deze ergens mee kunnen vergelijken.
(supermacht; supermogendheid)
superpower
(groot maken);
make big
;
make large
(meester; maestro);
(oma)
🔗 Het is een cadeautje van mijn grootmoeder voor mijn eindexamen.
(edelmoedig)
magnanimous
grandparent
(grootvader; opa)
🔗 Grootpa was een slimme donder, geen twijfel aan.
(grandioos; verheven);
grandiose
;
superb
🔗 Het schouwspel was toen, zo mogelijk, nog grootser.
(in het groot)
🔗 De grootschalige aanval van Ḥamās op Israël kwam als een grote verrassing.
(grootpa; opa)
🔗 Is Deine Zarre jullie grootvader?
maternal grandfather
paternal grandfather
patroflanka avo
(merendeels; voor het grootste gedeelte); ;
for the greater part
;
for the most part
🔗 Roland lag die nacht grotendeels wakker.
(goeddeels)
for the greater part
;
for the most part
ĉefparte
fullscale
plenskala
(uitbouwen; uitbreiden); ; ;
magnify
(vermeerderen; opvoeren)
increase
;
🔗 Dat vergroot natuurlijk de moeilijkheden.

NederlandsEngels
groot⇆ all‐out; ⇆ big; ⇆ bulky; ⇆ burly; ⇆ comprehensive; ⇆ egregious; ⇆ egregiously; ⇆ full‐size; ⇆ grand; ⇆ great; ⇆ groschen; ⇆ gross; ⇆ grown; ⇆ grown‐up; ⇆ large; ⇆ large‐scale; ⇆ major; ⇆ mighty; ⇆ profound; ⇆ signal; ⇆ spacious; ⇆ spanking; ⇆ tall; ⇆ vast; ⇆ voluminous; ⇆ wide
groot leven⇆ live in grand style
voor groot en klein⇆ for young and old
begroten⇆ estimate
grootbedrijf⇆ large‐scale industry
grootboek⇆ ledger
grootbrengen⇆ breed; ⇆ nourish; ⇆ nurse; ⇆ raise; ⇆ rear; ⇆ suckle; ⇆ bring up
grootdoen⇆ give oneself airs; ⇆ swagger
grootgebruiker⇆ large‐scale consumer
grootgrondbezit⇆ large ownership
groothandel⇆ wholesale; ⇆ wholesale trade
groothandelaar⇆ wholesale dealer; ⇆ wholesaler
grootheid⇆ burliness; ⇆ eminence; ⇆ eminency; ⇆ grandeur; ⇆ quantity; ⇆ greatness; ⇆ largeness; ⇆ bigness; ⇆ tallness; ⇆ magnitude
grootindustrie⇆ big industries
grootindustrieel⇆ captain of industry
grootkapitaal⇆ high finance
grootkruis⇆ grand cross
grootmacht⇆ superpower
grootmama⇆ grandmother
grootmeester⇆ grand master
grootmetaal⇆ heavy industry; ⇆ iron and steel industry
grootmoe⇆ grandmother
grootmoeder⇆ grandmother
grootmoedig⇆ magnanimous; ⇆ open‐hearted; ⇆ generous
grootpa⇆ grandfather; ⇆ granddad
grootpapa⇆ grandfather; ⇆ granddad
groots⇆ ambitious; ⇆ august; ⇆ big; ⇆ grand; ⇆ grandiose; ⇆ in a big way; ⇆ magnific; ⇆ noble; ⇆ palatial; ⇆ stately; ⇆ superb; ⇆ majestic; ⇆ proud; ⇆ haughty
grootschalig⇆ in a big way; ⇆ large‐scale
grootstad⇆ city; ⇆ metropolis
grootvader⇆ grandfather; ⇆ grandsire
grootverbruik⇆ large‐scale consumption; ⇆ bulk consumption
grootverbruiker⇆ large‐scale consumer
grootvizier⇆ grand vizier
grootvorst⇆ grand‐duke
grootzegel⇆ great seal
grote⇆ grown‐up person; ⇆ adult
grotelijks⇆ greatly; ⇆ in a large measure
grotendeels⇆ for the most part; ⇆ greatly; ⇆ in large measure; ⇆ largely; ⇆ mainly; ⇆ for the greater part
levensgroot⇆ as large as life; ⇆ at full length; ⇆ fullscale; ⇆ life‐size; ⇆ life‐sized
vergroten⇆ add to; ⇆ aggrandize; ⇆ augment; ⇆ blow up; ⇆ build up; ⇆ compound; ⇆ enhance; ⇆ enlarge; ⇆ increase; ⇆ magnify; ⇆ scale up; ⇆ swell