Synoniemen: dresseren, grootbrengen, kweken, opleiden
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɔpfudə(n)/ |
---|
Afbreking | op·voe·den |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) voed op | (ik) voedde op |
(jij) voedt op | (jij) voedde op |
(hij) voedt op | (hij) voedde op |
(wij) voeden op | (wij) voedden op |
(jullie) voeden op | (jullie) voedden op |
(gij) voedt op | (gij) voeddet op |
(zij) voeden op | (zij) voedden op |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) opvoede | (dat ik) opvoedde |
(dat jij) opvoede | (dat jij) opvoedde |
(dat hij) opvoede | (dat hij) opvoedde |
(dat wij) opvoeden | (dat wij) opvoedden |
(dat jullie) opvoeden | (dat jullie) opvoedden |
(dat gij) opvoedet | (dat gij) opvoeddet |
(dat zij) opvoeden | (dat zij) opvoedden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
voed op | voedt op |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
opvoedend, opvoedende | (hebben) opgevoed |