English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word speed check
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (bridle; restrain; control; curb; inhibit; rein in; contain) | ; ; ; | |
| (bridle; restraint) | ; ; toom | |
| (audit; supervise; collate; moderate; oversee; review; examine; vet) | ; | |
| (oversight; scrutiny; verification; supervision) | ||
| (mark) | ; ; | marki |
| (calculation; reckoning; tally; calculus) | ; | |
| (chess) | schaak | |
| (promptness; promptitude; quickness; swiftness; rapidity; expedition) | ; | |
| (pace; velocity) | ||
🔗 It revealed that light and gravitational waves travel at the same speed. | ||
| (race; run; dash; sprint; stampede) | ; ; | |
| (go fast; hurry; rush; hasten; hustle) | ||
| English | Dutch |
|---|---|
| speed check | ⇆ snelheidscontrole |
| check | ⇆ aannemen; ⇆ aanvinken; ⇆ afgeven; ⇆ bedwingen; ⇆ belemmeren; ⇆ belemmering; ⇆ beteugelen; ⇆ beteugeling; ⇆ bon; ⇆ bonnetje; ⇆ breidelen; ⇆ checken; ⇆ collationeren; ⇆ controle; ⇆ controle uitoefenen op; ⇆ controleren; ⇆ echec; ⇆ een halt toeroepen aan; ⇆ fiche; ⇆ geruit; ⇆ in bewaring geven; ⇆ in bewaring nemen; ⇆ in toom houden; ⇆ inhouden; ⇆ intomen; ⇆ keren; ⇆ knip; ⇆ nagaan; ⇆ nameten; ⇆ narekenen; ⇆ natellen; ⇆ natrekken; ⇆ paal en perk stellen aan; ⇆ rekening; ⇆ reçu; ⇆ ruit; ⇆ ruitje; ⇆ ruitjesgoed; ⇆ ruitjespatroon; ⇆ schaak; ⇆ schaak geven; ⇆ schaak zetten; ⇆ slag; ⇆ stuiten; ⇆ tegengaan; ⇆ tegenhouden; ⇆ tegenslag; ⇆ toets; ⇆ toetsen; ⇆ tomen; ⇆ tot staan brengen; ⇆ vastzetten; ⇆ verifiëren; ⇆ wat remmen |
| speed | ⇆ bespoedigen; ⇆ bevorderen; ⇆ de snelheidslimiet overschrijden; ⇆ doen bespoedigen; ⇆ doen snellen; ⇆ gang; ⇆ haast; ⇆ hard rijden; ⇆ sjezen; ⇆ snelheid; ⇆ snellen; ⇆ spoed; ⇆ spoeden; ⇆ te hard rijden; ⇆ vaart; ⇆ versnelling; ⇆ vliegen; ⇆ voortmaken; ⇆ zich spoeden |