Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bon

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(coupon; kaartje; voucher)
coupon
;
voucher
(bekeuring)
fine ticket
monpuna bileto
(bekeuren; notuleren; verbaliseren)
take the minutes
;
take somebody’s name
protokoli
🔗 Zullen we ze op de bon slingeren?
petrol coupon

DutchEnglish
bon check; coupon; docket; ticket; token; voucher
bon ton ton
iemand op de bon zetten take somebody’s name
benzinebon petrol coupon
bestelbon order‐form
bonboekje coupon‐book; ration book
bonkaart ration card
cadeaubon gift token; gift voucher; voucher
consumptiebon voucher
geschenkbon gift voucher; gift token
kassabon receipt
parkeerbon parking‐ticket
platebon record token
reductiebon money‐off coupon
tegoedbon credit note; voucher
waardebon gift token; gift voucher