English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word meet with

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(satisfy; content; gratify); ; ;
tevreden stellen
; ;
(meet; run into);
🔗 Trump is also expected to meet wᴉth Vladimir Putin at the summit in Argentina.
(assemble; congregate; gather; convene; come along);
🔗 The ANC’s executive committee met in Pretoria for 13 hours Monday in an attempt to end a standoff with Zuma, who is steadfastly resisting pressure to resign.
(assemble)
rendevui
🔗 Beautiful maidens and gallant lads met and loved, or met and parted.
(meet with; run into);
🔗 You have never met him.
(pick up)
(pick up; take up)
;
zitting houden
(come together)
elkaar ontmoeten
(appropriate; becoming; seemly; suitable; expedient; proper; applicable; befitting);
🔗 It is not meet for either queen or princess to use peevish vindictiveness.
(encounter; come across);
(fulfil; abide by; keep; observe; honour)
🔗 Farms across the Ukraine are ramping up production to meet national and international demand.
(satisfy)

EnglishDutch
meet with aantreffen; getroffen worden door; krijgen; lijden; ondervinden; ontmoeten; stoten op; treffen; vinden; wegdragen
meet aantreffen; afhalen; behoorlijk; bestrijden; bezoeken; bij elkaar komen; bijeenkomen; bijeenkomst; congresseren; dienstig; een ontmoeting hebben met; elkaar ontmoeten; elkaar raken; gepast; geschikt; het hoofd bieden; het hoofd bieden aan; kennismaken met; nakomen; ondervangen; ontmoeten; ontmoeting; ontvangen; opvangen; opzoeken; rendez‐vous; samenkomen; samenlopen; samenvloeien; tegemoet komen; tegemoet treden; tegemoetgaan; tegemoetkomen; tegemoetkomen aan; tegemoettreden; tegenkomen; treffen; verzamelplaats; vinden; voldoen aan; voorzien in; wedstrijd; zich verzamelen