Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word lijden

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
lijden verb	suffer verb	suferi verb
lijden verb (doorstaan; uitstaan)	bear verb ; endure verb ; suffer verb ; sustain verb	suferi verb
lijden common noun	suffering common noun	sufero common noun
lijden common noun	suffering common noun	suferado unknown part of speech
lijden verb (dulden; gedogen; toelaten; tolereren; velen; verdragen)	endure verb ; tolerate verb ; bear verb	toleri verb
lijden verb (ondergáán)	suffer unknown part of speech	suferi verb
lijden aan verb	suffer from verb	suferi pro verb
leed common noun (kommer)	suffering common noun	sufero common noun
lijdelijk adjective (passief)	passive adjective	pasiva unknown part of speech
lijdend adjective	suffering adjective	suferanta unknown part of speech
lijdensgeschiedenis common noun (passie)	passion common noun	pasiono unknown part of speech
lijder common noun	sufferer common noun	suferanto unknown part of speech
lijdzaam adjective (geduldig)	patient adjective	pacienca unknown part of speech
medelijden common noun (deernis; erbarmen; mededogen; medelij)	compassion common noun ; pity common noun	kompato common noun
noodlijdend adjective	downhill adjective	malprospera unknown part of speech
overlijden verb (doodgaan; heengaan; ontslapen; sterven; verscheiden; het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen)	die verb ; pass away verb ; decease verb	morti verb
overlijden common noun (dood; heengaan; sterfgeval; verscheiden; ontslapen)	death common noun	morto common noun
overlijden verb (sterven; vergaan; verscheiden)	decease verb	forpasi verb
overlijden common noun (verscheiden)	decease common noun	forpaso unknown part of speech

Dutch	English
lijden	aching; bear; endure; make; meet with; pain; passion; suffer; suffering; sufferings; sustain; tolerate; undergo
dorst lijden	suffer thirst
erg lijden van	suffer a great deal from; be a martyr to
eronder lijden	suffer from it
iemand mogen lijden	rather like somebody
ik mag lijden dat hij…	I wish he may…
lijden aan	be a martyr to; suffer from; be affected with
nu kan het wel lijden	we can afford it now
onder iets lijden	suffer under something
te lijden hebben van	suffer from
zij lijden er het meest onder	they are the greates sufferers
leed	affliction; discomfort; distress; grief; sorrow; tribulation; trouble; harm; injury
lijdelijk	passive
lijdend	invalid; passive; suffering
lijdensgeschiedenis	passion
lijdenskelk	cup of bitterness
lijdensweg	martyrdom
lijder	invalid; patient; sufferer
lijdzaam	patient; meek
medelijden	bowels; bowels of mercy; commiseration; compassion; fellow‐feeling; pity
noodlijdend	necessitous; distressed; indigent; poor; destitude
overlijden	death; decease; demise; die; obit; pass along; pass away; pass on; passing; depart this life