English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word go‐between

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(agent; instrument; intermediary; mediator);
🔗 Despite not using the euro itself, the UK acts as the primary go‐between for buyers and sellers of financial products priced in euros that play a vital rôle in Europe’s economy.
(among; amongst; amid; amidst; mid; ’tween; ’twixt)
🔗 There’s a gorge there, between them.
🔗 He looked over his shoulder, then went to the back wall.
(ride; travel; drive)
(be going to; will; shall)
<futura helpverbo>
(wend)
🔗 Where do we go to now?

EnglishDutch
go‐between bemiddelaar; postillon d’amour; tussenpersoon
between daartussen; ertussenin; tussen; tussen … door
go aanval; afgaan; aflopen; behoren; beurt; bezwijken; blijven; doodgaan; elan; eraan moeten geloven; fut; gaan; gang; gangbaar zijn; heengaan; horen; hup; keer; lopen; luiden; mode; opraken; opstappen; overgaan; poging; reiken; stuk gaan; thuishoren; tijgen; trekken; uitvallen; vaart; verdwijnen; verstrijken; wegraken; worden; zich voltrekken; zijn