English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word go‐ahead
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(on; forth; forward; forwards; onward; to the fore) | ; | |
(advanced; along) | ; ; | |
(following; next; coming; subsequent) | ; | sekvonta |
(next; forthcoming; future; coming; upcoming) | ; ; ; ; | |
🔗 He looked over his shoulder, then went to the back wall. | ||
(ride; travel; drive) | ||
(be going to; will; shall) | <futura helpverbo> | |
(wend) | ||
🔗 Where do we go to now? | ||
English | Dutch |
---|---|
go‐ahead | ⇆ goedkeuring; ⇆ ondernemend; ⇆ verlof; ⇆ voortvarend; ⇆ vooruitstrevend |
give the go‐ahead | ⇆ het groene licht geven; ⇆ het licht op groen zetten |
ahead | ⇆ haastig; ⇆ hals over kop; ⇆ in het verschiet; ⇆ komende; ⇆ voor; ⇆ voor de boeg; ⇆ vooraan; ⇆ vooruit; ⇆ voorwaarts |
go | ⇆ aanval; ⇆ afgaan; ⇆ aflopen; ⇆ behoren; ⇆ beurt; ⇆ bezwijken; ⇆ blijven; ⇆ doodgaan; ⇆ elan; ⇆ eraan moeten geloven; ⇆ fut; ⇆ gaan; ⇆ gang; ⇆ gangbaar zijn; ⇆ heengaan; ⇆ horen; ⇆ hup; ⇆ keer; ⇆ lopen; ⇆ luiden; ⇆ mode; ⇆ opraken; ⇆ opstappen; ⇆ overgaan; ⇆ poging; ⇆ reiken; ⇆ stuk gaan; ⇆ thuishoren; ⇆ tijgen; ⇆ trekken; ⇆ uitvallen; ⇆ vaart; ⇆ verdwijnen; ⇆ verstrijken; ⇆ wegraken; ⇆ worden; ⇆ zich voltrekken; ⇆ zijn |