Nederlânsk–Frysk wurdboek

Fryske oersetting fan it Nederlânske wurd zeggen

Nederlânsk → Frysk
  
NederlânskFrysk (net rjochtstreeks oerset)Esperanto
(spreken; vertellen)
🔗 Zeg me wie u bent!
🔗 Ik stond stil en zei hem gedag.
🔗 De brief zei niet wat de naam van de dubbelspion was.
(bekendmaken; mededelen; verwittigen)
oansizze
;
🔗 Hij leek meer op een jongen wie is aangezegd dat hij de volgende ochtend gefusilleerd zal worden.
(afgelasten; annuleren; opzeggen; afblazen)
annulearje
;
ôfsizze
;
skrasse
🔗 De Europese Commissie heeft een afspraak met Argentijnse ambtenaren afgezegd.
deisk
;
sljochtweihinne
🔗 Bond maakte een nietszeggende opmerking.
(neef)
muoikesizzer
;
omkesizzer
(afgelasten; afzeggen)
annulearje
;
ôfsizze
;
skrasse
🔗 Tom was boos en zeide onverwijld zijn lidmaatschap op.
dien jaan
🔗 En toen heeft ze het huis verkocht en wij werden allemaal opgezegd en toen is ze naar het buitenland gegaan, naar Egypte.
(betekenisvol; veelbetekenend)
betsjuttingsfol
(beduiden; voorspéllen; voorzéggen; waarzeggen; profeteren)
foarsizze
🔗 Maar wat hij zal zien, kan zelfs de wijste niet vooruitzeggen.
(voorspéllen; profeteren)
foarsizze
(beduiden; voorspéllen; voorzéggen; profeteren; vooruitzeggen)
foarsizze
sigge