Ynformaasje oer it wurd opzeggen (Nederlânsk → Esperanto: nuligi)

Synonimen: afgelasten, afzeggen, annuleren, terugnemen, afblazen, terugdraaien

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈɔpsɛɣə(n)/
Ofbrekingop·zeg·gen

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) zeg op(ik) zegde op, zei op, zeide op
(jij) zegt op(jij) zegde op, zei op, zeide op
(hij) zegt op(hij) zegde op, zei op, zeide op
(wij) zeggen op(wij) zegden op, zeiden op
(jullie) zeggen op(jullie) zegden op, zeiden op
(gij) zegt op(gij) zegdet op, zeidet op
(zij) zeggen op(zij) zegden op, zeiden op
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) opzegge(dat ik) opzegde, opzeide
(dat jij) opzegge(dat jij) opzegde, opzeide
(dat hij) opzegge(dat hij) opzegde, opzeide
(dat wij) opzeggen(dat wij) opzegden, opzeiden
(dat jullie) opzeggen(dat jullie) opzegden, opzeiden
(dat gij) opzegget(dat gij) opzegdet, opzeidet
(dat zij) opzeggen(dat zij) opzegden, opzeiden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
zeg opzegt op
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
opzeggend, opzeggende(hebben) opgezegd

Foarbylden fan gebrûk

Tom was boos en zeide onverwijld zijn lidmaatschap op.
Jyske Bank onderzoekt de mogelijkheid om het contract met Moody’s binnenkort op te zeggen.
Vogelaar trad in november 2008 af als minister, nadat de PvdA het vertrouwen had opgezegd.

Oarsettingen

Afrikaanskkanselleer
Albaneeskabrogoj
Deenskaflyse; sende afbud
Dútskannullieren; für null und nichtig erklären; kassieren; absagen
Esperantonuligi
Fereuerskgera til einkis; taka aftur
Frânskabroger; annuler; supprimer
Fryskannulearje; ôfsizze; skrasse
Hongaarskmegsemmisít
Ingelskannul; cancel; drop; lift; nullify; rescind
Italjaanskannullare
Maleiskbatalkan; membatalkan
Papiamintskanulá; kanselá
Portegeeskanular; declarar sem efeito; revogar
Roemeenskabroga; anula
Sealterfryskannullierje; kassierje
Spaanskanular; contramandar
Sweedskarbeställa
Turkskfeshetmek; iptal etmek