Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord opslag

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(dadelijk; direct; meteen; ogenblikkelijk; onmiddellijk; op staande voet; subiet; terstond; stante pede)
at once
;
🔗 Eenmaal liep er een spin vlug over het boek van Flagg, kwam bij een bezwering zo gruwelijk dat zelfs de magiër er geen gebruik van durfde te maken en veranderde op slag in steen.
(bergruimte; opslagplaats);
storage room
; ;
(verhoging)
🔗 Waarom vraagt u geen opslag?
(stapelplaats)
🔗 Het viel hem niet moeilijk Wakayoos opslagplaatsen te vinden.
(bergruimte; bewaarplaats; opslag)
(magazijn);
🔗 Het was enkel nog zaak de vaten van het schip te halen en ze naar de opslagruimte te brengen, van waaruit ze aan de kopers geleverd konden worden.
(gevecht; treffen; veldslag)
🔗 En zo eindigde ook zijn slag.
(flap; houw; klap; mep); ; ; ;
🔗 De slag miste zijn doel niet.
(klap; klets; klop; tik; veeg); ; ; ;
(val);
(handigheid)
expertness
;
skilfulness
; ;
competence
; ;
🔗 Met krachtige slagen begon hij te zwemmen.
grasp
(aard; soort);
🔗 Dit is geen plaats voor jouw slag.
🔗 Het is eigenlijk de zwaarste slag die we sinds lang te incasseren hebben gekregen.
(houw; klap; stoot; tik);
🔗 Dat was zeker een hele slag?
(draai; keer; wending; zwaai; zwenking);

NederlandsEngels
opslag advance; cuff; escape; facing; raise; rise; selfset plants; storage; upbeat
op slag at the drop of a hat; outright; like a shot; at once; on the spot; instantly
oogopslag glance; look
opslagplaats depot; dump; entrepôt; repository; store; storage
opslagruimte storage accommodation; storage space
opslagterrein storage yard
slag smash; bang; bash; battle; beat; blight; blow; bop; bounce; bump; check; chop; clap; crack; crash; crump; cuff; cut; dash; description; drive; hang; hit; hitch; hurt; impact; kind; kink; knack; knock; lash; manner; peal; percussion; pulsation; punch; rap; sort; strike; stroke; thump; type; whisk; stamp; run; shock; shot; class; sweep; toll; travel; trick; turn; warble; whack; box; beating; wave; jug; thud; tack; slap