Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes komen

Niederländisch → Deutsch
  
NiederländischDeutsch (indirekt übersetzt)Esperanto
sich stellen
🔗 Dat komt dan op € 108,16.
🔗 Maar stil, wie komt daar?
🔗 De wind kwam uit het westen.
aan komen lopen
(beginnen met; nader treden; toetreden; komen aanlopen)
herantreten
(bevallen)
entbinden
;
entbunden werden
;
niederkommen
🔗 Zijn vrouw kwam ieder jaar in de kraam, maar de kinderen die zij ter wereld bracht, stierven zonder uitzondering.
sich stellen auf
🔗 Dat komt op 10 euro per dag.
(nabijkomen; nader treden)
bevorstehen
;
🔗 Mochten ze naderbij komen, dan zou hij proberen er een te doden.
🔗 De 49‐jarige piloot kwam daarbij om het leven.
;
sich stellen
ekstari
🔗 De baronnen kwamen enigszins onzeker overeind en keken om zich heen.
te boven komen
(doorwórstelen)
bewältigen
;
überflügeln
;
übersteigen
;
überragen
;
übertreffen
mit Hand anlegen
;
beispringen
🔗 Waarom kwam je me te hulp nadat je bijna mijn hoofd van mijn romp had geslagen?
(opdagen; uitkomen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen);
zum Vorschein kommen
;
sich zeigen
;
auftauchen
;
zutage treten
;
an den Tag kommen
;
ans Licht kommen
;
als … dastehen
;
🔗 Als ze ons zagen, zouden ze wel te voorschijn komen.
te voorschijn komen
austreten
;
auftauchen
;
sich erheben
;
emporkommen
;
zum Vorschein kommen
;
in Erscheinung treten
(arriveren; belanden);
eintreffen
;
gelangen
;
zukommen
;
herzukommen
🔗 Hoe laat kwamen jullie daar aan?
(aanraken; toucheren)
rühren
;
anrühren
; ;
tangieren
(genieten; krijgen; ontvangen); ;
🔗 De kereltjes wendden heer Ollie de rug toe en haastten zich naar de magiër om verdere inlichtingen te bekomen.
(herstellen)
🔗 Hier kunt u bekomen van uw ongeluk.
(weer bij zijn positieven komen)
wieder zu sich kommen
;
wieder zu Bewußtsein kommen
🔗 Toen ik bijkwam, was het avond.
;
hineinkommen
🔗 De dienstbode kwam binnen.
Erfolg haben
zurücklegen
;
(opbrengst)
Einnahme
;
Erlös
;
Ertrag
🔗 Jij zult het inkomen van zijn klooster wel kennen.
Kommen
🔗 Wat is het doel van uw komst?
(aanwippen)
viziteti
sich treffen
;
sich versammeln
;
zusammenkommen
;
zusammentreffen
;
🔗 Wie mag er dan met Jan meekomen?
(nader treden)
bevorstehen
;
🔗 Het einde van alle dingen is nabijgekomen.
(naleven; vervullen; zich houden aan)
🔗 Hij is het contract nagekomen.
aufkeimen
🔗 Terwijl die gedachte bij hem opkwam, voelde zijn hand een serie lichte schokken in de stam.
(ontstaan)
entstehen
; ;
erstehen
;
erwachsen
🔗 Deze laatste vraag deed een akelig vermoeden in hem opkomen.
(afspreken)
sich verständigen
;
übereinkommen
; ;
vereinbaren
;
sich untereinander verständigen
;
kongruieren
;
übereinstimmen
;
sich decken
;
kongruent sein
;
deckungsgleich sein
🔗 Door een ongelooflijk toeval kwam het signalement van deze personen overeen met het uwe, hoewel bepaalde afwijkingen mij in staat stelden naar waarheid te verklaren dat er in Zsafathra geen dergelijke personen gezien waren.
bewältigen
;
überflügeln
;
übersteigen
;
überragen
;
übertreffen
fliegen über
;
über … hinwegfliegen
;
hinüberfliegen
(rondzien)
umsehen
🔗 Ik kijk deze kamer rond.
(bijeenkomen; vergaderen)
sich treffen
;
sich versammeln
;
zusammenkommen
;
zusammentreffen
;
🔗 Maar laat ik u eerst vertellen waarom wij hier samengekomen zijn.
(samenlopen)
konvergieren
;
zusammenlaufen
(samenscholen)
sich zusammenscharen
;
sich gruppieren
sich machen
(aanlanden; belanden)
hingeraten
;
🔗 Waar was ze terechtgekomen?
🔗 De helft van het geld komt mij toe.
(opdagen; te voorschijn komen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen);
zum Vorschein kommen
;
sich zeigen
;
auftauchen
;
zutage treten
;
an den Tag kommen
;
ans Licht kommen
;
als … dastehen
;
🔗 Als de zon boven die den uitkomt, moet je drie anderen wakker maken.
bekannt werden
(conveniëren; gelegen komen; passen; schikken; voegen)
behagen
;
fügen
;
ziemen
;
geziemen
;
angebracht sein
;
am Platze sein
;
passen
;
angemessen sein
;
passend sein
;
zusagen
;
sich gehören
;
sich schicken
;
sich gebühren
(uitpakken)
resultieren
(verhoeden);
verhüten
🔗 Misschien had hij daardoor veel narigheid kunnen voorkomen.
(aanblik; aanzien; air; aspect; uiterlijk; verschijning);
Aussehen
;
Aspekt
;
Erscheinung
🔗 Toen Nestor dichterbij kwam, begonnen hem details in het voorkomen van de ander op te vallen.
(gedaante; uiterlijk)
Ansehen
(zich bevinden)
🔗 Jij zou natuurlijk ook in mijn boeken voorkomen.
(gebeuren; geschieden; gevallen; omgaan; optreden; passeren; plaatsgrijpen; voorvallen; zich voordoen; zich toedragen); ; ; ; ; ; ; ;
🔗 Dat is nog nooit voorgekomen.
(eruitzien; ogen; zien);
🔗 Het komt me voor dat het pand instort.
(resulteren; volgen; voortspruiten; voortvloeien)
resultieren
(afstammen; ontspruiten)
entspringen
;
entstehen
;
herkommen
;
stammen
;
deveni
(ontspringen)
entspringen
;
hervorsprudeln
🔗 Weldra had zelfs Boromir moeite om vooruit te komen.
(bloeien; floreren; gedijen; tieren); ; ;
glücken
;
prosperieren
(terugkeren; terugkomen; wederkeren; weeromkomen; weerkeren);
(terugkeren; terugkomen; wederkeren; wederkomen; weerkeren);
🔗 Hij kwam niet weerom.
(ontkomen); ;
entwischen
;
entfliehen
; ;
entgehen
;
ausweichen
🔗 Er is een andere manier om hier weg te komen, ook al zal die je waarschijnlijk niet aanstaan.