English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word take notes

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(annotation; commentary)
(make a note; take down); ;
(notation);
(enter; record); ; ;
(ascertain; establish; take note; notice); ;
(notice; detect; remark; spot); ;
🔗 Analysts have also noted the lack of Russian air support.
(negotiable security; bill; negotiable instrument);
waardepapier
🔗 It will be best if you leave him a note.
(remark; call attention to; observe);
opmerkzaam maken
;
🔗 “Besides,” he noted, “many of the Indian exporters may resist receiving their export proceeds in rupees, preferring to earn dollars instead of rupees through exports.”
(occupy; engage; fill; hold; involve); ;
(lay hold of; pick up; get); ;
🔗 He reached across the table and took her two hands.
(abstract; take away; remove; seize);
(bite; bite at; rise; rise to the bait; take the bait)
allogaĵmordi
(bite; rise to the bait; take the bait; rise)
ekmordi
(plunder; rob; loot; kidnap; reave)
🔗 Liane flung down a leather sack, taken this very morning.
🔗 Silard took a deep breath.
🔗 When the good Lord needs me, he will take me.

EnglishDutch
take notes aantekeningen maken
note aantekenen; aantekening; aanzien; bankbiljet; betekenis; biljet; boekje; briefje; kenteken; krabbeltje; merk; merkteken; muzieknoot; noot; nota; nota nemen van; noteren; notitie; notitie nemen van; opschrijven; optekenen; teken; toets; toon
take aanbijten; aangrijpen; aannemen; aanslaan; aanvaarden; afkrijgen; afleggen; afnemen; afzetten; begrijpen; behalen; benemen; beroven van; beschouwen; bezetten; bezorgen; brengen; buitmaken; doen; drinken; erover doen; gebruiken; geven; halen; houden; in behandeling nemen; in beslag nemen; incasseren; innemen; inslaan; inwinnen; kieken; kosten; krijgen; leiden; maken; meenemen; nemen; noteren; nuttigen; ontvangen; ontvangst; opdoen; opname; opnemen; opschrijven; opvatten; opvolgen; overbrengen; overnemen; pakken; recette; slaan; snappen; springen over; succes hebben; te baat nemen; tot zich nemen; vangen; vangst; vatten; veroveren; voeren; volgen; waarnemen; zich schikken; … in slaan