English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word ski pass

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(overhaul; overtake)
;
(pass by; pass through; blow over)
🔗 Five minutes passed.
(spend; get through)
(pass by; bypass; overshoot; overtake); ; ; ;
(overhaul; overtake; go past); ; ;
(convey; hand; hand over; assign; deliver; transmit; transfer; turn over); ; ; ;
(ID);
;
(cross; cover)
(go through);
trapasigi
(promulgate)
🔗 Estonia’s parliament passed on Tuesday a law legalizing same‐sex marriage, becoming the first ex‐Soviet country to do so.
🔗 A 21‐year‐old man was killed in France after high winds caused a tree to fall on him while he was skiing Wednesday in the Morillon area in the southeast of the country, Savoie police told CNN.

EnglishDutch
ski pass skipas
pass aangenomen worden; aangeven; aannemen; aanreiken; aanspelen; afspelen; bergpas; doorbrengen; doorgaan; doorgang; doorgeven; doorlaten; dóórvaren; een pass geven; erdoor komen; erdoor laten; ermee door kunnen; gang; geven; gewisseld worden; goedkeuren; halen; handbeweging; heengaan; inhalen; langsgaan; laten passeren; met goed gevolg afleggen; omgaan; overgaan; overgeven; overreiken; overslaan; oversteken; pas; pasje; pass; passen; passeren; permissiebiljet; perskaart; reispas; slaan; slagen; slagen voor; slijten; stand van zaken; stemmen; strijken met; te boven gaan; toegangsbewijs; toelaten; toestand; uitgeven; uitspreken; uitval; vellen; vererven; verlofpas; verlopen; voor zijn examen slagen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijlopen; voorbijrijden; voorbijtrekken; voorbijvaren; voortschrijden; voorvallen; vrijbiljet; óvertrekken
ski ski; skilopen; skiën