Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word passeren

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(inhalen; voorbijrijden; voorbijvaren)
overtake
;
🔗 Ze passeerden boerderijen en witte kerkjes.
(langsgaan; voorbijgaan; voorbijlopen; óvertrekken);
pass by
;
bypass
;
overtake
🔗 Mag ik even passeren?
(geen notitie nemen van);
leave out of account
; ;
(gebeuren; geschieden; gevallen; omgaan; optreden; plaatsgrijpen; voorvallen; zich voordoen; zich toedragen; vóórkomen);
🔗 U weet wat daar gepasseerd is?
(voorbijganger)
passer‐by
🔗 Daarbij verleenden meerdere passanten hulp.

DutchEnglish
passeren bypass; come by; execute; execution; get by; go by; happen; occur; overtake; pass; passage; pass by; pass over
passant passer‐by; passing traveller; shoulderknot