English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word return visit
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (tax return) | ||
| (give back; restore; render) | ||
🔗 Because all operators are required to return a value, the assignment operator returns the value assigned to the variable. | ||
| (income; revenue; allowance; annuity) | ||
| (come back) | ; ; | |
🔗 And if you do not return? | ||
| ; | ||
🔗 The 51‐year‐old is also desperate to avoid a return to Russian rule. | ||
| (income; proceeds; revenue; takings) | ||
| (fetch; recall; take back) | ||
| (answer; reply; respond; correspond) | ||
🔗 “Not so fast”, returned the wary Gael. | ||
🔗 The 51‐year‐old is also desperate to avoid a return to Russian rule. | ||
| (call on; see) | ||
🔗 William Hague is the first UK foreign secretary to visit for six years. | ||
| (call) | ; | |
🔗 Ukrainian officials have condemned Russia’s missile attack on Kyiv Thursday night, which occurred as the United Nations secretary‐general Antonio Guterres was finishing a visit to the Ukrainian capital. | ||
| (punish; chastise; penalize) | ; | |
| English | Dutch |
|---|---|
| return visit | ⇆ tegenbezoek |
| return | ⇆ aangifte; ⇆ afvaardigen; ⇆ antwoord; ⇆ antwoorden; ⇆ beantwoorden; ⇆ belastingaangifte; ⇆ beloning; ⇆ betaald zetten; ⇆ geven; ⇆ inleveren; ⇆ kiezen; ⇆ opbrengst; ⇆ opgeven; ⇆ rapport; ⇆ restitueren; ⇆ retourbiljet; ⇆ retourneren; ⇆ retourzending; ⇆ retour‐; ⇆ return; ⇆ tegenprestatie; ⇆ terugbetalen; ⇆ terugbrengen; ⇆ teruggaaf; ⇆ teruggaan; ⇆ teruggave; ⇆ teruggeven; ⇆ terugkeer; ⇆ terugkeren; ⇆ terugkomen; ⇆ terugkomst; ⇆ terugreis; ⇆ terugreizen; ⇆ terugslaan; ⇆ terugslag; ⇆ terugtocht; ⇆ terugvaren; ⇆ terugweg; ⇆ terugzenden; ⇆ terugzending; ⇆ terugzetten; ⇆ terug‐; ⇆ thuiskomst; ⇆ uitbrengen; ⇆ vergelden; ⇆ vergelding; ⇆ verkiezen; ⇆ verkiezing; ⇆ verslag; ⇆ wederkeren; ⇆ weer inleveren; ⇆ winst; ⇆ zich terugbegeven |
| visit | ⇆ beproeven; ⇆ bereizen; ⇆ bezichtigen; ⇆ bezoek; ⇆ bezoeken; ⇆ bezoeken afleggen; ⇆ een visite afleggen bij; ⇆ een visite maken bij; ⇆ inspecteren; ⇆ inspectie; ⇆ op huisbezoek gaan; ⇆ overkomst; ⇆ schoolbezoek; ⇆ teisteren; ⇆ visitatie; ⇆ visite; ⇆ visites maken |