Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word afvaardigen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(delegeren)
depute
(gereed; klaar)
🔗 Maar het portret is nog niet af.
(van; van … af)
de sur
🔗 Hij vluchtte de berg af.
(delegatie);
deputation
🔗 Er kwam een afvaardiging onder aanvoering van Minke die erop stond dat ze haar werk in de havens opgaf.
delegation
;
deputation
delegation
;
deputation
(deputatie)
deputation

DutchEnglish
afvaardigen delegate; depute; return
af down; exeunt; out of play; off; finished; out
afvaardiging contingent; delegation; deputation