English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word make fun of

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
make fun of
(mock; jeer; gibe; scoff; taunt)
fun
(amusement; pleasure)
; ;
fun
(amusement; pleasure)
;
schik
;
(pleasure); ; ;
🔗 He began to think of the fun he had planned for this day, and his sorrows multiplied.
fun
(amusing; entertaining; funny; enjoyable; pleasure)
;
(bear down); ;
(form);
(cause; get; have; bring); ;
🔗 Make them think I’m dangerous.
(fabricate; manufacture; concoct)
🔗 About 15 billion condoms are made every year and used by about 750 million people.
;
(render)
(accrue)

EnglishDutch
make fun of de draak steken met; op de hak nemen; voor de mal houden
fun aardig; aardigheid; amusant; een grapje maken; gein; grap; grappigheid; jolijt; jool; leut; lol; lolletje; plezier; pret; pretje; prettig
make aanbrengen; aanleggen; aanmaken; afleggen; afsluiten; begaan; beramen; bereiken; bijzetten; binden; binnenvaren; brengen; doen; doen verrichten; fabricaat; fabrieken; fatsoen; halen; houden; in zicht krijgen; indienen; inwinnen; knopen; laten; leveren; lijden; maaksel; makelij; maken; merk; nemen; opmaken; scheppen; schudden; sluiten; stellen; treffen; trekken; verdienen; verrichten; versieren; vervaardigen; verwerken; vlechten; voeren; vormen; zetten; zich begeven