English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bow

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(arc; arch)
(prow)
(curtsy; curtsy to; do a curtsy; drop a curtsy);
🔗 He then bowed and departed the room, and after him, the footmen and then the heralds.
(curtsy; obeisance);
🔗 Tema, the leathery‐faced head groom, met him at the wide doors with a deep bow, touching his forehead and then his heart.
(cross‐bow)
(bow and arrow)
🔗 Turjan released her, but took her sword and bow.
(fiddlestick)
strijkstok
(knot; pompom)
(bend; curve)
🔗 He bowed his head and looked at the ground.
bow and arrow
(bow)
🔗 He knew he could not keep up the tension on the bowstring for long.
cross‐bow
(bow)
🔗 Tam dropped down beside him, leaning on one elbow.

EnglishDutch
bow beugel; boeg; boegroeier; boog; buigen; buiging; doen buigen; krommen; nijgen; nijging; strijken; strijkstok; strik; strikdas; strikje; vlinderdas; voorste roeier; zich buigen
be bowed down with gebukt gaan onder
bow and arrow pijl en boog
bow and scrape buigen als een knipmes; hielen likken; strijkages maken; stroopsmeren
bow before buigen voor; bukken voor
bow down neerbuigen; zich buigen; zich neerbuigen; zich schikken
bow down to zich schikken in; zich schikken naar
bow in buigend binnenbrengen
bow out buigend uitgeleide doen; zich terugtrekken
bow to buigen voor; bukken voor
bow wave buiswater
compound bow samengestelde boog
have a bowing acquaintance elkaar slechts gedag zeggen
have more strings to one’s bow meer pijlen op zijn boog hebben
have more than one string to one’s bow meer pijlen op zijn boog hebben; nog andere pijlen op zijn boog hebben
have two strings to one’s bow nog andere pijlen op zijn boog hebben
make a bow nijgen
make one’s bow buigen; van het toneel verdwijnen
make one’s bows opkomen; van het toneel verdwijnen
take a bow applaus in ontvangst nemen; een buiging maken
the bow cannot always be stretched de boog kan niet altijd gespannen zijn
the bow cannot always be strung de boog kan niet altijd gespannen zijn
bowing stokvoering
bow‐legged krombenig; met O‐benen
bow‐legs O‐benen; kromme benen
bownet fuik
bows boeg
bowshot boogschot; boogschotsafstand
bowstring boogpees; worgen
bowtie strik; strikdas; strikje; vlinderdas; vlindertje
bow‐window buikje; erker; ronde erker
cross‐bow kruisboog; voetboog
elbow bocht; dringen; een bocht maken; elleboog; met de ellebogen dringen; met de ellebogen duwen
hand‐bow handboog
longbow handboog
rainbow regenboog
saddle‐bow zadelboog