Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kruisboog

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
cross‐bow
🔗 Hij droeg een gespannen, van een korte pijl voorziene kruisboog.
(ogief; spitsboog)
ogive
(ronding); ;
🔗 En toen richtten zij hun blik op de boog en de verwoeste poorten.
🔗 Hij droeg een boog op zijn rug en had een koker met glimmende pijlen op zijn heup.
loin
🔗 Daar stond hij nu, midden in Gent, met enkel een bierviltje voor zijn kruis.
🔗 Persbureau AFP meldt dat de kruisen van de kerken worden gesloopt, en christelijke manuscripten worden verbrand.
🔗 Als die gieren er niet waren, zou een krachtig lichaam als dat van u dagenlang aan het kruis in leven kunnen blijven.
(boogschutter; handboogschutter);
cross‐bowman
🔗 Kijk of de kruisboogschutters voldoende pijlen hebben.

DutchEnglish
kruisboog arbalist; cross‐bow; ogive
boog arc; arch; archway; bend; bind; bow; camber; curvature; tie; curve
kruis rood; cross; crotch; croup; crown; crupper; crux; pain; seat; sharp; slack; small of the back