Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word boogpees

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Toen spande Bard de boogpees tot aan zijn oor.
(ronding); ;
🔗 En toen richtten zij hun blik op de boog en de verwoeste poorten.
🔗 Hij droeg een boog op zijn rug en had een koker met glimmende pijlen op zijn heup.
;
tendon
🔗 Het is een diepe snee en de spieren en pezen zijn doorgesneden.
🔗 De bootsman bleef staan om een boog en een pijlenkoker uit te kiezen, wierp ze omhoog naar Arflane, die ze handig opving, een pijl op de pees legde en de boog spande.

DutchEnglish
boogpees bowstring
boog arc; arch; archway; bend; bind; bow; camber; curvature; tie; curve
pees chord; nerve; string; tendon; sinew