English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word be rushed off one’s feet
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 It probably stood 11½ feet tall and couldn’t fly—but this bird was fast. | ||
(paw) | ; | |
🔗 Bring the lady forth, and we’ll lay the gold at your feet. | ||
(foot‐end) | ; | |
(go fast; hurry; hasten; speed; hustle) | ; ; ; | |
🔗 The fellow did not rush. | ||
(hurry) | haast maken ; | urĝiĝi |
(dash; hurtle; surge; leap; spring; shoot forward; spank; zip) | voorwaarts stormen ; zich werpen op | |
(impetus; momentum; surge) | ; ; ; | |
junka | ||
(assault; storm; charge) | ; | |
🔗 “If we could rush the ballista and take it,” mused Tarzan, “we could make it rather hot for them.” |
English | Dutch |
---|---|
be rushed off one’s feet | ⇆ het vreselijk druk hebben; ⇆ tot over zijn oren in het werk zitten |
foot | ⇆ een voet breien aan; ⇆ infanterie; ⇆ man; ⇆ poot; ⇆ versvoet; ⇆ voet; ⇆ voeteind; ⇆ voeteinde; ⇆ voeteneind; ⇆ voeteneinde; ⇆ voetpunt; ⇆ voetvolk |
rush | ⇆ aandrang; ⇆ aanstormen op; ⇆ bestormen; ⇆ bestorming; ⇆ bies; ⇆ biezen; ⇆ dringend; ⇆ drukte; ⇆ geraas; ⇆ geruis; ⇆ gerén; ⇆ haast; ⇆ haast maken met; ⇆ haast‐; ⇆ ijlen; ⇆ in aller ijl zenden; ⇆ jagen; ⇆ losstormen op; ⇆ matten; ⇆ overrompelen; ⇆ ren; ⇆ rennen; ⇆ riet; ⇆ ruisen; ⇆ rus; ⇆ schieten; ⇆ snellen; ⇆ spoed‐; ⇆ stormen; ⇆ stormloop; ⇆ stormlopen op; ⇆ stormlopen tegen; ⇆ stromen; ⇆ stroom; ⇆ stuiven; ⇆ vaart; ⇆ voortjagen; ⇆ voortsnellen; ⇆ zich storten |