Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word rollen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
rulumi
(wentelen);
wheel
(tuimelen)
rulfali
(draaien)
rulfari
🔗 Hij rolde rustig een sigaret en ging zitten roken.
(slingeren; wentelen)
🔗 Volg me, of jullie hoofden zullen rollen!
(kantelen; omkantelen);
turn over
;
upset
;
capsize
;
overturn
;
subvert
;
(afwikkelen; uitrollen)
unroll
;
unfold
;
unfurl
malvolvi
🔗 Hij bukte zich, ontrolde het papier en trok er een bos veters uit.
(cilinder)
cylinder
;
roller
(cedel; lijst)
(register);
register
; ;
inventory
(figuur)
🔗 Zijn rol was overigens niet zwaar, want veel te zeggen behoefde hij niet.
;
roller
;
scroll
🔗 Niet alleen is de prijs van WC‐papier omhooggegaan, de hoeveelheid papier op een rol is ook veranderd.
🔗 Ik heb in mijn boek gewezen op de rol die de banken hierin spelen.
;
🔗 In de Oscar‐winnende film Titanic vertolkte Hill de rol van kapitein Edward Smith.
roll top
rulkovrilo
🔗 Hij probeerde voorzichtig het roldeksel.
(valgordijn)
roller‐blind
🔗 De rolgordijnen waren gedeeltelijk opgetrokken zodat hij in staat was vast te stellen dat de kamers daarachter allemaal deel uitmaakten van dezelfde suite als de eerste.
birdsfoot trefoil
;
lotus
(slingering)
rolling
(aileron; stuurvlak; vleugelklep)
🔗 Pelgrims in rolstoelen worden met zorg de trein in geduwd.
escalator
🔗 Ze liet de tijdschriften voor wat ze waren en liep naar de roltrap die naar de lounge leidde.
(afwikkelen; ontrollen)
unroll
malvolvi

DutchEnglish
rollen bowl; bowl along; goggle; pick; roll; trundle; tumble; tumble about; welter; wheel
geld moet rollen money is round, it will roll
rollen met de ogen roll one’s eyes
van … rollen tumble down …
doorrollen continue rolling
omrollen roll over; tumble over; topple; roll about; topple over
ontrollen roll out; unfurl; unroll; unwind; uncoil; unfold
oprollen break up; coil; furl; roll; roll up; wrap; screw up; round up
rol bolt; calendar; cause list; character; cylinder; cylinder record; docket; lines; list; part; reel; rôle; roll; roller; rolling‐pin; scroll
roldak sliding‐roof
roldeksel roll top
rolgordijn blind; roller‐blind; drop‐curtain
roljaloezie rolling‐shutter
rolkraag polo‐neck; roll collar; turtle‐neck
rollager roller‐bearing
rollend rolling
rolluik rolling‐shutter; roller shutter
rolmaat flexible steel rule
rolpens minced beef in tripe
rolroer aileron
rolschaats roller‐skate; skate
rolschelp volute
rolstoel invalid chair; wheelchair
roltabak twist
roltrap escalator; moving staircase
rolveger carpet‐sweeper
rolwagentje trolley
samenrollen convolve; roll up
uitrollen roll out; unroll
verrollen roll away
voorbijrollen surge by
voortrollen bowl; bowl along; roll; roll along; roll away; roll by; roll on; wheel