English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word character

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(personality); ;
(actor);
🔗 The first character on the line (`s`d`s`) shows that it is a directory.
(nature);
certificate of good character
bewijs van goed gedrag
comic character
bildrakonta figuro
trait of character
characteristic
(distinctive; typical)
; ;
tekenend
;
typerend
(attribute)
(feature; trait; attribute);
(describe); ; ;

EnglishDutch
character aard; figuur; getuigschrift; hoedanigheid; inborst; karakter; kenmerk; kenteken; knakker; kwibus; letter; letterteken; personage; persoon; reputatie; rol; type
act out of character uit zijn rol vallen
background character randfiguur
be in character with horen bij; passen bij
certificate of good character bewijs van goed gedrag
character actor karakterspeler
character assassination karaktermoord
character piece karakterstuk
comic character stripfiguur
cuneiform characters spijkerschrift
defect of character karakterfout
follow out the character in zijn rol blijven
he is quite a character hij is een type
in character typisch
lack of character karakterloosheid
minor character bijfiguur
national character landaard; volksaard; volkskarakter
out of character niet typisch
public character publiek persoon
qualities of character karaktereigenschappen
trait of character karaktertrek
character‐building karaktervorming
characteristic eigen; karakteristiek; kenmerk; kenmerkend; kenschetsend; tekenend; typerend
characterize karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; kentekenen; typeren
characterless gewoon; karakterloos; nietszeggend
characterology karakterkunde