English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word list

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
🔗 Your name is not on our lists.
enlistigi
🔗 But they did not list the June 2016 meeting with the Russian lawyer.
wine list
wijnkaart
enlist
dienst nemen
varbiĝi
enlist
(affiliate; enrol; join)
enlist
(recruit; attract; enrol; rally; canvass)
;
passenger‐list
price‐list
wordlist
(vocabulary)
woordenlijst

EnglishDutch
list borderel; catalogiseren; catalogus; cedel; een lijst opmaken van; fonds; inschrijven; lijst; luisteren; opnemen; opsommen; overhellen; overhelling; ranglijst; rol; slagzij; slagzij maken; staat; tabel; vermelden
army list ranglijst
be on the retired list gepensioneerd zijn
casualty list verlieslijst
contents list inhoudsopgaaf; inhoudsopgave
enter the lists in het strijdperk treden
exchange list koersnotatie; koersnotering
forwarding list verzendlijst
hit list lijst van mensen die geëlimineerd moeten worden
honours list <lijst van personen die een onderscheiding hebben gekregen>
laundry list waslijst
list of wines wijnkaart
marks list cijferlijst
navy list ranglijst
packing list pakbon
subscription list intekenlijst
top the list bovenaan staan
trade list prijscourant
transfer list transferlijst
waiting list wachtlijst
wine list wijnkaart
blacklist op de zwarte lijst zetten; zwarte lijst
checklist checklist; controlelijst
enlist aanwerven; dienst nemen; gebruik maken van; inschakelen; meedoen; onder dienst gaan; soldaat worden; te hulp roepen; tekenen; voor zich winnen; werven; winnen
listed op de monumentenlijst voorkomend
listing lijst; samenstelling van een lijst
lists strijdperk
mailing‐list verzendlijst
passenger‐list passagierslijst
pay‐list loonlijst
price‐list prijscourant; prijslijst
shopping‐list boodschappenlijst
shortlist voordracht; voordragen
sick‐list lijst van de zieken
stock‐list beursberichten
wash‐list waslijst