Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word ineenlopen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(communiceren)
communicate
(aaneen; bijeen; samen; tezamen; bij elkaar; saam; bij elkander; gezamenlijk);
jointly
(stromen; vlieten; vloeien)
🔗 Met zijn hand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd dat in zijn ogen liep.
🔗 Elak vermande zich en liep het water in.
(gaan; te voet gaan)
piediri
(stappen; treden; benen)
🔗 Hij en John liepen naar hun ouders, die in de menigte stonden te wachten.
(tippelen; wandelen)
go for a walk
;
stroll
;
take the air

DutchEnglish
ineenlopen communicate; run into each other
lopen bear; course; gait; go; hoof it; range; tread; walk; run; running; travel; trend; walking; water