Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord verzetten

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
;
transpose
transmeti
🔗 Hij keek nog even verder de straat in of ze de auto soms verzet hadden, maar bedacht gelijk dat het onmogelijk was omdat hij de handrem vast had aangetrokken.
zich verzetten
(tegenstand bieden; weerstaan)
offer resistance
;
resist
zich verzetten
(tegenspartelen; tegenstreven; weerstaan; zich verzetten tegen; weerstand bieden)
resist
(tegenstreven; weerstaan; zich verzetten; weerstand bieden)
resist
🔗 Wij verzetten ons ertegen.
unhesitating
;
unshakeable
🔗 Nicholl, die door deze onverzettelijke houding alleen maar kwader werd, probeerde Barbicane alsnog over te halen door hem allerlei voordelen aan te bieden.
;
🔗 In de eetkamer zette hij koffie en daarna zat hij een half uur te luisteren naar het zuchten van het water over het plat en toen ging hij naar zijn kooi.
;
take shape
(trekken)
compose
;
(doen; plaatsen; steken; stoppen); ;
🔗 Ze naderde met een bord soep, dat ze voorzichtig op zijn knieën zette.
;
munti
sidigi
typesetting
(neerzetten; oprichten; opslaan; stellen); ; ;
set up

NederlandsEngels
verzetten divert; move; put in; remove; shift; sway; turn
bergen verzetten remove mountains
de klok verzetten put the clock back; put the clock forward
een vergadering verzetten put off a meeting
het niet kunnen verzetten not be able to get over it
hij kan het niet verzetten he cannot get over it; it sticks in his throat
zich krachtig verzetten offer a vigorous resistance; make a vigorous resistance
zich niet verzetten make no resistance; offer no resistance
zich verzetten kick; resist; recalcitrate; kick against the pricks; offer resistance; take some recreation; unbend
zich verzetten tegen kick against; kick at; obstruct; oppose; react against; resist; set one’s face against; stand against; stand out against; set oneself against; stand up against
onverzettelijk unyielding; stubborn; immovable; inflexible
zetten arrange; brew; butt; compose; composition; embed; enchase; fit; intersperse; join; lean; lodge; make; mount; pitch; place; plant; prop; put; put on; reset; set; stand; stick; seat; set up; setting; trim