Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord sprong

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
;
🔗 Met grote sprongen naderde ik de plek.
(opspringen);
spike
;
🔗 Ik maak een sprong van blijdschap en verlies mijn evenwicht.
(dadelijk; direct; meteen; ogenblikkelijk; onmiddellijk; onverwijld; op staande voet; terstond; stante pede; per direct)
straight away
; ;
right away
🔗 Wij kunnen niet op stel en sprong afreizen.
caper
three forked road
🔗 Zal ik tot de driesprong rijden, en daar draaien?
(duik; duikvlucht)
plunge
(barsten; bersten; openbarsten; scheuren)
;
(scheuren)
(ontploffen; exploderen)
🔗 Dan zullen wij deze wand met dynamiet laten springen.
;
🔗 Ik sprong dus de struiken in.
(kruispunt; wegkruising)
cross‐roads
🔗 Madouc bleef achter op de viersprong.
🔗 Het gaf Dave bijna twintig seconden voorsprong.
precedence
;

NederlandsEngels
sprong bolt; bounce; bound; caper; dart; dive; gambol; hop; jump; leap; lope; plunge; saltation; skip; spring; start; vault
de sprong wagen take the plunge
een sprong doen fetch a bound; take a leap; take a spring
een sprong in het duister doen take a leap in the dark; take a leap into the dark
in een sprong at a leap
met een sprong at a leap; with a bound
met sprongen by leaps; by leaps and bounds
op stel en sprong overnight; straight away; straight off; immediately; right away
sprong met aanloop running jump
sprong zonder aanloop standing jump
bokkesprong caper; capriole; gambade; gambado; tittup
driesprong three‐forked road
gedachtensprong mental leap; mental jump; mental switch
hink‐stap‐sprong hop‐step‐and‐jump; triple jump
kwantumsprong quantum leap
luchtsprong capriole; gambade; gambado
oefensprong practice‐jump
paardesprong knight’s move
parachutesprong parachute jump
polsstoksprong pole‐vault
snoeksprong pike dive; jack‐knife dive
spreidsprong split jump
springen blow out; blow‐out; bolt; bounce; bound; break; burst; caper; cavort; crack; explode; explosion; fly apart; frisk; gambol; hop; jump; leap; spring; start; rupture; saltation; skip; snap; chap; spout; go smash
sprongsgewijs fitful; by jumps
tweesprong bifurcation; cross‐road; cross‐roads; crossway; crossways; fork; parting of the ways; watershed
viersprong carfax; cross‐road; cross‐roads; crossway; crossways; fourway
voorsprong edge; head start; lead; start
zijsprong dodge; side‐jump; side‐leap