Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord teach

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(instruct); ; ; ;
;
🔗 Aviendha won’t let me teach her to swim.
🔗 They generally taught that abstinence was the only way to avoid sexually transmitted diseases.
🔗 Her errors have taught her wisdom.
;
🔗 Dinah ought to have taught you better manners!
teaching
(education; instruction)

EngelsNederlands
teach bijbrengen; doceren; leren; lesgeven; lesgeven in; onderrichten; onderwijs geven; onderwijs geven in; onderwijzen
I’ll teach you to … ik zal je afleren om …
teach somebody iemand mores leren; iemand zijn streken afleren
teach somebody a lesson iemand een lesje geven
teach somebody manners iemand mores leren
teach your grandmother to suck eggs het ei wil wijzer zijn dan de hen
that’ll teach you! dat zal je leren!
that’ll teach you a lesson! dat zal je leren!
taught aangeleerd
teachable aannemelijk; bevattelijk; goedleers; leerzaam; te onderwijzen
teach‐in forum; open forum; teach‐in
teaching leer; lesgeven; onderwijs; onderwijs‐; onderwijzend