Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord goedleers

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(wel); ;
🔗 Bekijk deze foto’s eens goed.
(bezitting; landgoed);
🔗 „Mag ik vragen”, zeide ik, „of dit goed niet toebehoort aan de heer Blaek van Amsterdam?”
(okee; in orde); ; ;
🔗 Het is een goed boek.
(goede)
(juist; zuiver);
(akkoord; in orde; okee)
konsentite
(bezit; bezitting; eigendom)
possession
;
property
🔗 Iedere dag riskeren ze hun leven om het leven en goed van anderen te beschermen.
(kledij; kleding; kleren)
(juist); ;
🔗 Dan heb ik een beter voorstel.
🔗 Je hebt dus een goed paard nodig.
🔗 Dat heeft mijn vader mij geleerd en daar houd ik mij aan.
(bijbrengen; onderrichten; onderwijs geven; onderwijzen)
🔗 En zou je me dan magie leren?
(aanleren)
🔗 Ik moet hun taal leren spreken.
(onderwijzen)
🔗 We zullen hem leren dat men in dit land zachtmoedig en aardig tegen zijn naaste moet zijn!
(lederen)
🔗 Een lang zwaard hing in een leren schede aan zijn gordel.
🔗 Dat heb ik van jou geleerd, pa.
(bijbrengen)
🔗 Hij herinnerde zich het rijm dat Tom hem had geleerd.
🔗 Recente gebeurtenissen hebben ons geleerd dat wat de ene dag nog ondenkbaar is, de volgende dag realiteit kan zijn.
🔗 Hij heeft ons zwemmen geleerd.

NederlandsEngels
goedleers docile; teachable
goed aright; asset; blue‐chip; chattel; commodity; correct; effects; estate; fine; fitly; gear; good; kind; kindly; okay; proper; properly; property; well; right; all right; rightly; sound; ware; strong; stuff; things; goodly; round; full; clothes; luggage; wares; goods; possession; material; wear
leren con; learn; leathern; teach