Dictionnaire néerlandais–français
Traduction française du mot néerlandais stijgen
néerlandais | français (traduit indirectement) | espéranto |
---|---|---|
(opgaan; oprijzen; opstijgen; rijzen; wassen; zich verheffen; de hoogte in gaan) | se soulever | |
🔗 Het water in de rivier stijgt snel. | ||
(aangroeien; groeien; toenemen) | augmenter ; redoubler | |
🔗 De volgende dag steeg Bonds opwinding. | ||
(bestijgen; klimmen; naar boven gaan; opgaan; opstijgen; rijzen; omhooggaan) | ||
🔗 In de stad Jurbarkas steeg het water zelfs ruim acht meter, zodat alle huizen overstroomd werden. | ||
(klimmen; naar boven gaan; opgaan; opstijgen; stijgen; omhooggaan) | ||
🔗 Aarzelend begon hij de berg te bestijgen. | ||
(in een auto stappen; instappen) | ||
🔗 Hij gaf het voorbeeld door achter het stuur te springen, en omdat de motor nog aanstond, reed het voertuig al voordat de eigenaar had kunnen instijgen. | ||
s’envoler | ||
🔗 Ik wou net opstijgen toen jullie eraan kwamen. | ||
(opgaan; oprijzen; rijzen; stijgen; wassen; zich verheffen; de hoogte in gaan) | se soulever | |
🔗 Wolken stof stegen op en brachten de vluchtenden aan het hoesten. | ||
(bestijgen; klimmen; naar boven gaan; opgaan; rijzen; stijgen; omhooggaan) | ||
(overtreffen; te boven gaan) | dépasser ; dominer ; maîtriser ; surmonter | |
🔗 De 39,4 miljoen euro aan uitgaven vorig jaar overstijgen zelfs die van de Britse koninklijke familie. | ||
crampon | krampono | |
(uitstappen) | ; ; ; sorter ; |