Information du mot opstijgen (néerlandais → espéranto: supreniri)

Synonymes: bestijgen, klimmen, naar boven gaan, opgaan, rijzen, stijgen, omhooggaan

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɔpstɛi̯ɣə(n)/
Césureop·stij·gen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) stijg op(ik) steeg op
(jij) stijgt op(jij) steeg op
(hij) stijgt op(hij) steeg op
(wij) stijgen op(wij) stegen op
(jullie) stijgen op(jullie) stegen op
(gij) stijgt op(gij) steegt op
(zij) stijgen op(zij) stegen op
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) opstijge(dat ik) opstege
(dat jij) opstijge(dat jij) opstege
(dat hij) opstijge(dat hij) opstege
(dat wij) opstijgen(dat wij) opstegen
(dat jullie) opstijgen(dat jullie) opstegen
(dat gij) opstijget(dat gij) opsteget
(dat zij) opstijgen(dat zij) opstegen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
stijg opstijgt op
Participes
Participe présentParticipe passé
opstijgend, opstijgende(zijn) opgestegen

Traductions

afrikaansbestyg
allemandsteigen; ersteigen; heraufgehen; hinaufgehen; hinaufsteigen
anglaisascend; go up; mount
espagnolascender; ascender a; ascender al; montar; subir; subir a
espérantosupreniri
françaisdescendre
frison occidentalklimme
frison saterlandklieuwe; stiege
italiensalire
kabyleali
papiamentosubi
polonaisiść w górę
portugaisascender; subir
russeподниматься; подняться
suédoisdala