Information du mot rijzen (néerlandais → espéranto: leviĝi)

Synonymes: opgaan, oprijzen, opstijgen, stijgen, wassen, zich verheffen, omhoogrijzen, de hoogte in gaan

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈrɛi̯zə(n)/
Césurerij·zen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) rijs(ik) rees
(jij) rijst(jij) rees
(hij) rijst(hij) rees
(wij) rijzen(wij) rezen
(jullie) rijzen(jullie) rezen
(gij) rijst(gij) reest
(zij) rijzen(zij) rezen
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) rijze(dat ik) reze
(dat jij) rijze(dat jij) reze
(dat hij) rijze(dat hij) reze
(dat wij) rijzen(dat wij) rezen
(dat jullie) rijzen(dat jullie) rezen
(dat gij) rijzet(dat gij) rezet
(dat zij) rijzen(dat zij) rezen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
rijsrijst
Participes
Participe présentParticipe passé
rijzend, rijzende(zijn) gerezen

Traductions

allemandaufgehen; sich erheben; steigen; ragen
anglaisarise; go up; rise
espagnolsubir
espérantoleviĝi
françaisse soulever
frison occidentaloprize; stige
frison saterlandapgunge; stiege
gaélique écossaisèirich
italiensalire
papiamentosubi
portugaislevantar‐se
roumainrăsări
tchèquestoupat; vzrůstat
thaïขึ้น