English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word business cycle

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
business (commerce; trade; transaction)	handel ; koopmanschap ; nering	komerco
🔗 Hog farming is a major business in Jiāxīng.
business (enterprise; venture; exercise)	onderneming	entrepreno
business (commercial; mercantile)	commercieel ; handels‐	komerca
business	compagnie ; maatschappij ; vennootschap	kompanio
🔗 However, the CBI, which represents British businesses, said the proposal was “encouraging”.
business	nering ; toko	komercejo
business (cause; matter; affair)	zaak	afero
🔗 And there is also another business which presses on my mind.
cycle (bicycle)	fietsen	bicikli
🔗 And then it was time for me to cycle home for tea!
cycle (bicycle; bike)	fiets	biciklo
cycle	cyclus ; kringloop	ciklo

English	Dutch
business cycle	⇆ conjunctuur
business	⇆ aangelegenheid; ⇆ affaire; ⇆ bedrijf; ⇆ beroep; ⇆ commercie; ⇆ gedoe; ⇆ geval; ⇆ handel; ⇆ handelszaak; ⇆ koopmanschap; ⇆ kwestie; ⇆ nering; ⇆ onderneming; ⇆ spel; ⇆ taak; ⇆ toko; ⇆ werk; ⇆ zaak; ⇆ zaken
cycle	⇆ cyclus; ⇆ een periodieke beweging uitvoeren; ⇆ fiets; ⇆ fietsen; ⇆ kringloop; ⇆ rijwiel; ⇆ ronddraaien; ⇆ tijdkring