English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word beam

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(girder; balk)
(ray)
(width; breadth);
(teleport)
(arm)
verdekbalk
quickbeam
(mountain‐ash; rowan; European mountain‐ash; European rowan)
wilde lijsterbes
sunbeam

EnglishDutch
beam bakenstraal; balans; balk; boom; bundel; dekbalk; draagbalk; glunderen; grootste wijdte; juffer; juk; keper; lichtstraal; ploegboom; straal; stralen; stralenbundel; uitstralen; weversboom
balance beam evenwichtigsbalk
beam forth uitstralen
beam of light lichtbundel; lichtstraal
beam to uitzenden voor
be off the beam ernaast zitten
be on one’s beam‐ends aan lager wal geraakt zijn
be thrown on one’s beam‐ends aan lager wal geraken; aan lager wal raken
broad in the beam breed; breedheupig
hoisting beam hijsbalk
laser beam laserstraal
scaffolding beam steigerbalk
see the mote in one’s brother’s eye and not the beam in one’s own de splinter zien in het oog van een ander maar niet de balk in zijn eigen oog
weaver’s beam weversboom
beaming stralend
cross‐beam dwarsbalk; dwarshout; kalf; kruishout; traverse
deck‐beam dekbalk
moonbeam manestraal
plough‐beam ploegboom
quickbeam wilde lijsterbes
roof‐beam dakbalk
sunbeam zonnestraal
tie‐beam bint; hanebalk
weigh‐beam unster