Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word prik‐

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(lamprei)
lamprey
(steek; stoot);
sting
;
(angel; stekel); ;
🔗 Mijn handen staan beter naar het breekijzer dan naar de spade of de prikkel.
(stimulans)
stimulant
(aansporing; prikkeling)
impetus
;
incitement
;
stimulus
; ;
(porren; pikken; priemen; steken); ;
puncture
;
river lamprey
;
European river lamprey
;
lampern
rivera petromizo
(lamprei)
sea lamprey
🔗 Ook trekvissoorten als rivierprik, zeeprik, zalm en houting waren allemaal lange tijd nagenoeg uitgestorven, maar zijn ook langzamerhand terug aan het komen.

DutchEnglish
prik dab; fizz; jab; lamprey; pop; prick; prod; puncture; stab; sting
prik‐ sparkling
hielprik heel prick; PKU test
prikkel barb; fillip; goad; impetus; impulse; impulsion; incentive; incitation; incitement; inducement; kick; prick; prickle; prod; pulse; stimulation; stimulus; spur; stimulant; sting
prikken pin; prick; prickle; prod; puncture; sting; spike; clock in; clock out; tack; set
priklimonade soda; fizz; pop
prikslede sledge moved by prickers
prikslee sledge moved by prickers
rivierprik lampern; river lamprey; European river lamprey
ruggeprik spinal puncture
speldeprik pin‐prick
vruchtwaterprik amniocentesis
zeeprik sea lamprey