Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord opschepper

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(blaaskaak; bluffer; ophakker; pocher; snoever; opsnijder; grootspreker);
🔗 Ik ben geen opschepper, dat weet iedereen!
(bluffen; ophakken; pochen; snoeven; snorken; stoffen; zwetsen; grootspreken; opsnijden);
🔗 Misschien had ik een beetje te veel opgeschept in mijn brieven aan haar.
dish up
(scheppen)
shovel
;

NederlandsEngels
opschepper bigmouth; braggart; bragger; show‐off; swaggerer; vaunter
opscheppen bluster; dish; ladle; shoot a line; talk big; vaunt; spoon; ladle out; serve out; boast; brag; swank