Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord kennen

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
;
🔗 Ken je dat verhaal?
🔗 Kent ge geen toverij om het paard te vangen?
(weten)
🔗 Ken je geen Engels?
🔗 Wie kent deze plant niet?
🔗 Ken je veel van de gasten hier?
🔗 En hoelang ken je Goldman al?
make one’s acquaintance
;
become acquainted with
🔗 Hebt u hem in Afrika leren kennen?
know by sight
🔗 Zij kent mij van gezicht.
; ; ;
avow
🔗 Is er iemand die mijn gezag niet langer erkent?
🔗 Je erkent de mogelijkheid?
(bekennen; opbiechten; toegeven); ;
🔗 Ik erken mijn fout en vraag vergiffenis.
🔗 Herkennen jullie me nog?
discernible
;
distinct
;
identifiable
;
(epistemologie; kennistheorie; kennisleer)
epistemology
🔗 Ik verkeer niet in een positie om uw kenleer te bekritiseren.
🔗 Men hoefde geen kenner van vuurwapens te zijn om te bemerken dat het nog maar zeer onlangs was gebruikt.
🔗 Slechts weinig Italianen zijn échte kenners, op welk gebied dan ook.
registration number
;
competence
; ;
proficiency
;
(onderscheiden; onderscheid maken)
distinguish
;
🔗 Hoe zullen wij de waarheid onderkennen?
(dementeren; tegenspreken);
belie
(verloochenen)
disavow
(loochenen)
🔗 Dat kan ik niet ontkennen.
(toewijzen);
reconnoitre
;
skolti
🔗 De beide inboorlingen verkenden voor hen uit het pad.

NederlandsEngels
kennen be acquainted with; have; ken; know; tell
betere dagen gekend hebben have seen better days
dat kennen we we have been there before; we’ve heard that one before
geen … van …kennen not know … from …
het klappen van de zweep kennen have been around; have been through the mill; know the ropes
iemand kennen aan know somebody by
iemand leren kennen get acquainted with somebody; come to know somebody; learn to know somebody
iemand niet in iets kennen not consult somebody about something
ken uzelven know thy self
leren kennen come to know
op zijn duimpje kennen have at one’s fingers’ ends; have at one’s fingertips; know backwards; know off pat
van aanzien kennen know by sight
van gezicht kennen know by sight
zich laten kennen show oneself in one’s true colours
zijn pappenheimers kennen know with whom one has to deal; know one’s people; know one’s men
zij wilden hem niet kennen they cut him
erkennen acknowledge; admit; allow; avow; confess; confess to; own; recognize
herkennen know; place; recognize; tell; know again
kenbaar cognizable; knowable
kengetal exchange number; trunk code; area code
kenleer epistemology
kenmerk attribute; character; characteristic; earmark; feature; identification mark; mark; trait; signature; distinguishing mark; characteristic feature
kenner cognoscente; connoisseur; judge
kenteken badge; character; cognizance; marker; note; registration number; token; sign; symptom; distinguishing mark
kenvermogen cognition
onderkennen discern; distinguish; perceive
ontkennen deny; disavow; disclaim; gainsay; negate; negative; deny the charge
toekennen adjudge; allot; allow; award; predicate; give; attach
verkennen case; reconnoitre; spot; spy out; scout