Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord bezorgen
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(brengen) | ; ; fetch and carry ; retrieve | |
🔗 U stopt hier om een pakket te bezorgen. | ||
(aanrichten; berokkenen; teweegbrengen; veroorzaken; ten gevolge hebben; zorgen voor) | ||
(ongerust) | ; ; ; turbulently | |
🔗 Cugel keek bezorgd achterom. | ||
(bekommerd; ongerust; zorgelijk) | ||
🔗 „Zij zullen je vermoorden”, zei ik bezorgd. | ||
(bekommerd; ongerust; zorgelijk) | ||
(bang; beducht; onrustig; ongerust) | ; | |
🔗 Met een bezorgde blik in zijn ogen keek Cook naar hem op. | ||
; supply | ||
(distributie) | delivery ; distribution | |
(heruitzenden; retourneren; terugsturen; terugwijzen; terugzenden) | relay ; resend ; send back | resendi |
🔗 Zij zorgt goed voor hem. | ||
worries | zorgoj | |
🔗 Zij waren echter niet de enigen die zorgen hadden. |
Nederlands | Engels |
---|---|
bezorgen | ⇆ cause; ⇆ deliver; ⇆ distribute; ⇆ earn; ⇆ find; ⇆ gain; ⇆ get; ⇆ give; ⇆ procure; ⇆ provide; ⇆ settle; ⇆ take; ⇆ win |
bezorgd | ⇆ anxious; ⇆ apprehensive; ⇆ concerned; ⇆ preoccupied; ⇆ solicitous; ⇆ uneasy |
bezorging | ⇆ delivery; ⇆ distribution; ⇆ procuration |
thuisbezorgen | ⇆ send to somebody’s home |
zorgen | ⇆ arrange; ⇆ care; ⇆ look |