Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord wash‐house

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
🔗 The house surprised her every time she saw it.
(dwell; live; reside; stay; lodge);
(accommodate)
onder dak brengen
🔗 This, the pirate was sure, housed the chieftain and his folk.
wash‐house lily
(orange day‐lily; tawny day‐lily; tiger day‐lily; fulvous day‐lily)
(launder); ;
🔗 And wash your hands again!
lesivi
tralavi
🔗 He had to wash.
(carry; bear); ;

EngelsNederlands
wash‐house washok; washuis
wash‐house lily bruine daglelie
house behuizing; binnenhalen; firma; house; huis; huisvesten; huisvesting verlenen; huizen; onder dak brengen; onderbrengen; schoolafdeling; schouwburgzaal; stallen; voorstelling; wonen; woning; zaal
wash aanspoeling; aanspoelsel; aanstrijken; afsoppen; afspoelen; afwassen; bespoelen; besproeien; bestrijken; dweilen; gewassen tekening; goed blijven in de was; golfslag; kielwater; kleurtje; lappen; omspóélen; omwassen; saus; sausen; sauzen; schoonwassen; spoelen; spoeling; spoelsel; spoelwater; uitspoelen; uitwassen; vernisje; vernissen; was; wasecht zijn; wassen; wassing; waterverf; zich laten wassen; zich wassen; ómspoelen