Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord woning

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(behuizing); ;
🔗 De drie doden werden aangetroffen in een woning.
(dienstwoning)
official residence
ofica loĝejo
first‐floor apartment
;
ground‐floor flat
🔗 De brand die rond 3:45 uur uitbrak, bleef beperkt tot de benedenwoning.
upstairs lodging
;
upstairs dwelling
supra loĝejo
(ambtswoning)
official residence
ofica loĝejo
(appartement; flat);
🔗 De drie doden die maandag zijn aangetroffen in een flatwoning aan de Langeraarstraat in Zwijndrecht, komen oorspronkelijk uit Azerbeidzjan.
(kavalje; kot; krot; rothuis);
hovel
prefabricated house
antaŭfabrikita domo
palafitte
bachelor pad
(huizen; resideren; woonachtig zijn); ; ; ;
🔗 Ik woon bij u in de straat.
(resideren)
rezidi
;
🔗 De geschorste directeur Walter V. van woningcorporatie Laurentius in Breda heeft ook een tweede rechtszaak over zijn loon verloren.

NederlandsEngels
woning abidance; abode; dwelling; dwelling‐place; habitation; house; lodging; mansion; place; residence; tenement
ambtswoning official residence
arbeiderswoning working‐class house
benedenwoning ground‐floor flat; first‐floor apartment
bovenwoning upstairs dwelling; upstairs lodging
dienstwoning official residence
eengezinswoning one‐family house
gemeentewoning council house
kazernewoning tenement‐house
kelderwoning basement
koopwoning owner‐occupied dwelling
krotwoning slum dwelling
noodwoning emergency dwelling; temporary house
paalwoning lacustrine habitation; lake‐dwelling; pile‐dwelling
portierswoning gate‐house; lodge
rotswoning rock‐dwelling
tuinmanswoning gardener’s lodge
vakantiewoning holiday abode
vrijgezellenwoning bachelor pad
wonen abide; dig; dwell; house; live; lodge; reside; stay
woningcorporatie housing association; housing corporation
zomerwoning summer residence