Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord string

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(chord)
(braid; fillet; tie)
senfadenigi
string
🔗 Because strings are so common in web applications, PHP includes core‐level support for creating and manipulating strings.
(cord; rope; line; chord); ;
(strand);
ŝnuri
(series; sequence); ;
(file; line; rank; row; queue; round; run; sequence; bank)
(round; sequence; row)
🔗 There has been a string of suspicious deaths of former Russian officials and business people over the past year and a half, not just in Russia but also abroad.
🔗 He knew he could not keep up the tension on the bowstring for long.
navel‐string
(umbilical cord)
umbilika ŝnuro
string‐bean
(green bean; French bean; haricot; snap bean)
snijboon

EngelsNederlands
string afhalen; afristen; band; besnaren; bespannen; bindgaren; draad; koord; koordje; pees; reeks; rij; rijgen; ris; rissen; rist; risten; sleep; slier; sliert; snaar; snoer; snoeren; spannen; touw; touwtje; tros; veter; vezel
have more strings to one’s bow meer pijlen op zijn boog hebben
have more than one string to one’s bow meer pijlen op zijn boog hebben; nog andere pijlen op zijn boog hebben
have somebody on a string iemand aan het lijntje hebben
have two strings to one’s bow nog andere pijlen op zijn boog hebben
keep somebody on a string iemand aan het lijntje houden; iemand op sleeptouw houden
key the strings stemmen
pull strings to zijn invloed aanwenden om
pull the strings aan de touwtjes trekken; achter de schermen opereren; de touwtjes in handen hebben
string along aan het lijntje houden
string along with meegaan met; meewerken met
string bag boodschappennet; net; netje
string band strijkje; strijkorkest
string instrument tokkelinstrument
string music snarenspel; strijkmuziek
string on rijgen aan
string orchestra strijkorkest
string out in een rij lopen; in een rij opstellen; in een rij staan
string player strijker
string quartet strijkkwartet
string together aaneenrijgen
string up inspannen; ophangen; opknopen; spannen
the strings de strijkers; de strijkinstrumenten
touch upon a tender string een gevoelige snaar aanraken
with no strings attached onvoorwaardelijk
apron‐string schootsvelriem; schorteband
bowstring boogpees; worgen
five‐stringed vijfsnarig
four‐stringed viersnarig
hamstring de kniepees doorsnijden; kniepees; verlammen
life‐string levensdraad
navel‐string navelstreng
shoestring schoenveter; smalle basis
string‐bean bonestaak; slungel; snijboon
stringed besnaard; snaar‐; strijk‐
stringing bespanning
strings voorwaarden
stringy draderig; dradig; pezig; vezelachtig; vezelig; zenig
unstring afrijgen; de snaren afhalen van; de snaren losser spannen; van streek brengen; verzwakken
violin‐string vioolsnaar