Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord comfort
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
comfort (ease) | ; ; ; | |
comfort (console) | ; ; | |
comfort (consolation; solace) | ; ; vertroosting | |
comfort | ; | |
(convenient; handy; useful) | ||
(accommodative; easy) | ; ; ; | |
discomfort |
Engels | Nederlands |
---|---|
comfort | ⇆ comfort; ⇆ gemak; ⇆ gerief; ⇆ gerieflijkheid; ⇆ heul; ⇆ lafenis; ⇆ opbeuren; ⇆ opbeuring; ⇆ soelaas; ⇆ solaas; ⇆ too … for comfort; ⇆ troost; ⇆ troosten; ⇆ verkwikken; ⇆ verkwikking; ⇆ vertroosten; ⇆ vertroosting; ⇆ welgesteldheid |
cold comfort | ⇆ een schrale troost; ⇆ schrale troost |
comfort station | ⇆ openbaar toilet |
creature comforts | ⇆ welstand |
find comfort in | ⇆ troost vinden in |
Job’s comfort | ⇆ een schrale troost |
seek comfort with | ⇆ zijn troost vinden bij |
take comfort | ⇆ zich troosten |
take comfort in the thought that | ⇆ zich troosten met de gedachte dat |
word of comfort | ⇆ troostwoord |
comfortable | ⇆ aangenaam; ⇆ behaaglijk; ⇆ bouffante; ⇆ comfortabel; ⇆ gemakkelijk; ⇆ genoeglijk; ⇆ geriefelijk; ⇆ gerieflijk; ⇆ gerust; ⇆ gewatteerde deken; ⇆ op zijn gemak; ⇆ prettig; ⇆ ruim; ⇆ senang; ⇆ welgedaan; ⇆ welgesteld |
comforting | ⇆ troostrijk; ⇆ troostvol; ⇆ verkwikkelijk |
comfortless | ⇆ ongeriefelijk; ⇆ ongerieflijk; ⇆ troosteloos |
discomfort | ⇆ hinderen; ⇆ leed; ⇆ onbehaaglijk maken; ⇆ onbehaaglijkheid; ⇆ onbehagen; ⇆ ongemak; ⇆ ontbering |