Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord building

Nederlands/Engels
Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(construction)
(construction);
🔗 Winds of 70 miles per hour will uproot trees, which can block roads and crush cars or buildings.
(construction; structure);
(construction)
(builder; contractor; master builder)
(building site; site)
konstruprojekto
🔗 But 10 months on from its original launch date of December 2018, the Elizabeth Line is still a building project.
building shed
direkcibudo
building site
surkonstruota tereno
(building plot; site);
building trade
;
business building
;
;
🔗 Irma destroyed government buildings, tore roofs from houses and left northern Caribbean islands without power or communications.
(construct);
🔗 Built by former president Félix Houphouët‐Boigny, the Basilica of Our Lady of Peace cost $ 200 million to $ 300 million and has the capacity to seat 18,000 worshippers.
;
(put together; compose; construct; draught; combine; assemble); ;
kunmeti
(mason)
(build from wood; carpenter; build up);
🔗 A strong state and obedient masses are central to the idea of an India that Modī’s BJP wants to build.
🔗 The civilization of Europe has been built on the ruins of Rome.
outbuilding
(stable; stall; sty; outhouse; shed)

EngelsNederlands
building⇆ aanbouw; ⇆ bouw; ⇆ bouwwerk; ⇆ gebouw
building ban⇆ bouwverbod
building complex⇆ gebouwencomplex
building contractor⇆ aannemer
building engineering⇆ bouwkunde
building freeze⇆ bouwstop
building ground⇆ bouwgrond
building inspectors⇆ bouwpolitie
building licence⇆ bouwvergunning
building line⇆ rooilijn
building permit⇆ bouwvergunning
building plot⇆ bouwgrond; ⇆ bouwterrein
building policy⇆ bouwbeleid
building scheme⇆ bouwplan
building set⇆ bouwpakket
building shed⇆ bouwkeet; ⇆ directiekeet
building site⇆ bouwgrond; ⇆ bouwplaats; ⇆ bouwterrein; ⇆ bouwwerf
building society⇆ bouwfonds
building stone⇆ bouwsteen
building supervisor⇆ uitvoerder
building trade⇆ bouwbedrijf; ⇆ bouwvak
building trade worker⇆ bouwvakarbeider; ⇆ bouwvakker
business building⇆ bedrijfsgebouw; ⇆ bedrijfspand
commercial building⇆ zakenpand
engine building⇆ machinebouw
exchange building⇆ beursgebouw
government building⇆ gouvernementsgebouw
main building⇆ hoofdgebouw
office building⇆ kantoorgebouw
school building⇆ schoolgebouw
university building⇆ universiteitsgebouw
body‐building⇆ bodybuilding
build⇆ aanbouwen; ⇆ aanleggen; ⇆ bouw; ⇆ bouwen; ⇆ lichaamsbouw; ⇆ maken; ⇆ oprichten; ⇆ postuur; ⇆ snit; ⇆ stichten; ⇆ timmeren
character‐building⇆ karaktervorming
factory‐building⇆ fabrieksgebouw
jerry‐building⇆ revolutiebouw
outbuilding⇆ bijgebouw
shipbuilding⇆ scheepsbouw
system‐building⇆ systeembouw
word‐building⇆ woordvorming