Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord appoint

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(install);
🔗 Rudd was appointed as home secretary in July 2016.
(nominate);
(delegate);
(assign; earmark; subpoena; allocate; allot)
(affix; attach; determine; fasten; fix; make fast; secure; set; stick; belay; peg);
(entrust; assign; charge; instruct; authorize; commission)
opdracht geven
; ;
(trustee);
(appointment to office);
🔗 The fact that the Mugabe decision was apparently not widely discussed within WHO could indicate that there was more to the appointment than meets the eye.
(nomination)
(date; rendez‐vous)
(post; capacity; job; office; position; station);
(subpoena; allocation; allotment; assignment; assignation); ; ;
toewijzing
(commission; errand; charge; entrustment; job; mandate; trust; authorization); ;

EngelsNederlands
appoint aanstellen; aanstellen tot; benoemen; benoemen tot; bepalen; bestemmen; inrichten; uitrusten; vaststellen; voorschrijven
appoint as aanstellen tot
appoint to be aanstellen tot
appointed aangewezen; bepaald; gedoodverfd; voorbestemd
appointee aangestelde; benoemde
appointment aanstelling; afspraak; ambt; benoeming; bepaling; beschikking; betrekking; functie; inrichting; plaatsing; uitrusting; vaststelling; voorschrift
reappoint herbenoemen; weer aanstellen